Uitspraak Bisschop Muskens, 4 - 10 - 1996
De armoede in Nederland is volgens Muskens zo schrijnend, dat zijn pastorale rol van hem eist dat hij barmhartig is ten aanzien van diefstal en zwart klussen. 'De katholieke moraal heeft altijd al duidelijk gemaakt dat als je zo arm bent dat je niet meer kunt leven, je een brood mag weghalen uit de winkel.' Over het zwart bijverdienen door sommige uitkeringsgerechtigden zei de bisschop: 'Ik zal niet zeggen, dat moet je niet doen.'
Als 'pastor in het veld' is het Muskens opgevallen dat een groeiend aantal mensen in schrijnende armoede leeft. Hij constateert dat er 'iets aan het systeem fout is'. Wat dat is, weet hij niet precies. Daarvoor zijn politici, vindt de bisschop. Maar politici gebruiken hun 'antennes' niet goed. De politiek wendt het hoofd af en ontloopt haar verantwoordelijkheid, aldus Muskens.
Een paar weken geleden kwam Muskens ook in het nieuws omdat hij in het tijdschrift Zeggenschap onomwonden verklaarde dat armen geld van de groeiende groep rijken moesten afpakken. Over de groei van de economie toonde Muskens zich sceptisch. Volgens hem worden de zaken beter voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn. 'Den Haag manipuleert de cijfers.' Hij vermoedt dat 'minister Melkert de zaken bewust positiever voorstelt dan de werkelijkheid is'.
Jeremia
Hoofdstuk 22
[1] Zo spreekt de heer: ‘Ga naar het paleis van de koning van Juda en verkondig daar: [2] “Luister naar het woord van de heer, koning van Juda die op de troon van David zit, met uw hovelingen en onderdanen die door deze poorten in- en uitgaan. [3] Zo spreekt de heer: ‘Oordeel rechtvaardig en eerlijk. Bevrijd de onderdrukte uit de macht van de onderdrukker, doe vreemdelingen, wezen en weduwen niet tekort, zorg dat hun geen onrecht wordt aangedaan. Vergiet geen onschuldig bloed op deze plaats. [4] Als u dit werkelijk doet, dan zullen de koningen die op Davids troon zitten op wagens en paarden door de poorten van dit paleis in- en uitgaan, evenals hun hovelingen en onderdanen. [5] Maar als u niet naar deze woorden luistert, dan zweer Ik bij Mijzelf, dat dit paleis een puinhoop wordt.’ – godsspraak van de heer.” ’ [6] Zo spreekt de heer over het paleis van de koning van Juda:
‘U was voor Mij als Gilead*,
als de top van de Libanon*,
maar Ik maak van u een woestijn,
een uitgestorven stad.
[7] Ik ontbied slopers, om u
met hun werktuigen neer te slaan.
Uw prachtig cederhout slaan ze stuk,
ze werpen het in het vuur.
[8] Dan zeggen vele volken die langs deze stad komen tegen elkaar: “Waarom heeft de heer deze grote stad zo behandeld?”
[9] En men zal zeggen: “Omdat zij het verbond met de heer hun God niet zijn nagekomen en andere goden hebben vereerd en gediend.”
10] Treur niet over de dode*,
geef geen blijk van deelneming.
Treur liever over diegene die wegging,
want hij komt niet naar
zijn geboorteland terug,
hij ziet het nooit weer.
[11] ‘Want’, zo spreekt de heer over Joachaz, zoon van Josia, koning van Juda, die zijn vader op de troon is opgevolgd, ‘hij die nu weg is uit deze stad, komt hier niet meer terug.
[12] In het land waarheen hij is verbannen, zal hij sterven; zijn eigen land ziet hij nooit weer.
[13] Wee degene die een paleis bouwt
op een onrechtvaardige wijze
en het bewoont in onrecht;
die zijn naaste laat werken voor niets
en hem zijn loon niet betaalt;
[14] die zegt: “Ik ga een geweldig huis bouwen
met ruime bovenvertrekken,
van vensters voorzien, met cederhout bekleed, met menie geverfd.”
[15] Bent u soms koning,
alleen omdat u meer cederhout hebt dan een ander?
Uw vader kwam in niets tekort,
hij bleef daarbij rechtvaardig en eerlijk.
En toen ging het hem goed.
[16] Hij kwam op voor armen en behoeftigen.
Dat noem Ik: Mij kennen
– godsspraak van de heer.
[17] Maar u bent alleen uit op eigen voordeel,
op onschuldig bloedvergieten,
op onderdrukking en afpersing.
[18] Daarom’, zo spreekt de heer over Jojakim,
zoon van Josia, koning van Juda,
‘zingt niemand een klaaglied over hem:
“Ach mijn broeder, ach mijn zuster!”
Niemand zingt een klaaglied over hem:
“Ach heer, ach majesteit!”
[19] Als* een ezel wordt hij begraven:
Men sleept hem weg en gooit hem
buiten de poorten van Jeruzalem.
[20] Bestijg de Libanon en schreeuw het uit,
laat uw geroep in Basan weerklinken,
schreeuw het uit vanaf de Abarim,
want al uw minnaars liggen verslagen.
[21] Ik heb tegen u gesproken,
toen het goed met u ging,
maar u hebt geantwoord:
“Ik luister niet.”
Van jongs af hebt u niet anders gedaan,
nooit hebt u naar Mij geluisterd.
[22] De wind voert uw leiders mee;
uw minnaars gaan in ballingschap.
Dan komt schaamte en schande over u, vanwege al uw misdaden.
[23] Ook al woont u in de Libanon
en bouwt u nesten in ceders,
u zult kreunen als de pijnen u overvallen,
u zult kronkelen als een vrouw in haar weeën.
[24] Zowaar Ik leef – godsspraak van de heer – Konjahu, zoon van Jojakim, koning van Juda, zelfs al was u de zegelring aan mijn vinger, Ik trek u eraf.
[25] Ik lever u uit aan hen die u naar het leven staan en voor wie u zo bang bent: aan Nebukadnessar, de koning van Babel, en aan de Chaldeeën.
[26] Ik drijf u en de moeder die u gebaard heeft naar een land waar u niet bent geboren: daar zult u sterven.
[27] Nooit meer komt u terug naar het land dat u zo graag weer zou zien.’
[28] Is die Konjahu soms een afgedankte kruik,
een pot die niemand meer wil?
Waarom is hij dan met zijn familie weggegooid,
weggeslingerd naar een onbekend land?
[29] Land, o land,
luister naar het woord van de heer!
[30] Zo spreekt de heer:
‘Schrijf deze man in als kinderloos,
als iemand die niet is geslaagd in het leven.
Want van zijn kinderen zal niemand erin slagen
om op de troon van David te komen
en weer over Juda te heersen.’
[6] ‘U was voor Mij als Gilead*,
als de top van de Libanon*,
maar Ik maak van u een woestijn,
een uitgestorven stad.
[7] Ik ontbied slopers, om u
met hun werktuigen neer te slaan.
Uw prachtig cederhout slaan ze stuk,
ze werpen het in het vuur.
[8] Dan zeggen vele volken die langs deze stad komen tegen elkaar: “Waarom heeft de heer deze grote stad zo behandeld?”
[9] En men zal zeggen: “Omdat zij het verbond met de heer hun God niet zijn nagekomen en andere goden hebben vereerd en gediend.” ’
[10] Treur niet over de dode*,
geef geen blijk van deelneming.
Treur liever over diegene die wegging,
want hij komt niet naar
zijn geboorteland terug,
hij ziet het nooit weer.
[11] ‘Want’, zo spreekt de heer over Joachaz, zoon van Josia, koning van Juda, die zijn vader op de troon is opgevolgd, ‘hij die nu weg is uit deze stad, komt hier niet meer terug.
[12] In het land waarheen hij is verbannen, zal hij sterven; zijn eigen land ziet hij nooit weer.
[13] Wee degene die een paleis bouwt
op een onrechtvaardige wijze
en het bewoont in onrecht;
die zijn naaste laat werken voor niets
en hem zijn loon niet betaalt;
[14] die zegt: “Ik ga een geweldig huis bouwen
met ruime bovenvertrekken,
van vensters voorzien, met cederhout bekleed, met menie geverfd.”
[15] Bent u soms koning,
alleen omdat u meer cederhout hebt dan een ander?
Uw vader kwam in niets tekort,
hij bleef daarbij rechtvaardig en eerlijk.
En toen ging het hem goed.
[16] Hij kwam op voor armen en behoeftigen.
Dat noem Ik: Mij kennen
– godsspraak van de heer.
[17] Maar u bent alleen uit op eigen voordeel,
op onschuldig bloedvergieten,
op onderdrukking en afpersing.
[18] Daarom’, zo spreekt de heer over Jojakim,
zoon van Josia, koning van Juda,
‘zingt niemand een klaaglied over hem:
“Ach mijn broeder, ach mijn zuster!”
Niemand zingt een klaaglied over hem:
“Ach heer, ach majesteit!”
[19] Als* een ezel wordt hij begraven:
Men sleept hem weg en gooit hem
buiten de poorten van Jeruzalem.
[20] Bestijg de Libanon en schreeuw het uit,
laat uw geroep in Basan weerklinken,
schreeuw het uit vanaf de Abarim,
want al uw minnaars liggen verslagen.
[21] Ik heb tegen u gesproken,
toen het goed met u ging,
maar u hebt geantwoord:
“Ik luister niet.”
Van jongs af hebt u niet anders gedaan,
nooit hebt u naar Mij geluisterd.
[22] De wind voert uw leiders mee;
uw minnaars gaan in ballingschap.
Dan komt schaamte en schande over u, vanwege al uw misdaden.
[23] Ook al woont u in de Libanon
en bouwt u nesten in ceders,
u zult kreunen als de pijnen u overvallen,
u zult kronkelen als een vrouw in haar weeën.
[24] Zowaar Ik leef – godsspraak van de heer – Konjahu, zoon van Jojakim, koning van Juda, zelfs al was u de zegelring aan mijn vinger, Ik trek u eraf.
[25] Ik lever u uit aan hen die u naar het leven staan en voor wie u zo bang bent: aan Nebukadnessar, de koning van Babel, en aan de Chaldeeën.
[26] Ik drijf u en de moeder die u gebaard heeft naar een land waar u niet bent geboren: daar zult u sterven.
[27] Nooit meer komt u terug naar het land dat u zo graag weer zou zien.’
[28] Is die Konjahu soms een afgedankte kruik,
een pot die niemand meer wil?
Waarom is hij dan met zijn familie weggegooid,
weggeslingerd naar een onbekend land?
[29] Land, o land,
luister naar het woord van de heer!
[30] Zo spreekt de heer:
‘Schrijf deze man in als kinderloos,
als iemand die niet is geslaagd in het leven.
Want van zijn kinderen zal niemand erin slagen
om op de troon van David te komen
en weer over Juda te heersen.’
Hoofdstuk 23
[1] ‘Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen – godsspraak van de heer.
[2] Daarom, zo spreekt de heer, de God van Israël, tegen de herders die mijn volk weiden: “Door uw schuld zijn mijn schapen verdwaald en uiteengedreven; u hebt er niet op gelet. Maar Ik let wel op u, vanwege al uw misdaden – godsspraak van de heer.”
[3] Ik breng de overgebleven* schapen bijeen uit alle landen waarheen Ik ze heb verdreven. Ik breng ze terug naar hun weiden; ze worden weer vruchtbaar en talrijk.
[4] Dan stel ik herders over hen aan die hen werkelijk weiden. Ze hoeven niet bang of angstig meer te zijn, geen van hen wordt nog vermist – godsspraak van de heer.
[5] Geloof Mij, de tijd komt dat Ik een wettige telg van David laat opstaan
– godsspraak van de heer.
Hij zal met bekwaamheid regeren
en het land rechtvaardig en eerlijk besturen.
[6] Dan wordt Juda bevrijd, en leeft Israël veilig.
Dit is de naam die men het geeft: “heer*, onze gerechtigheid.”
[7] Eens komt de tijd – godsspraak van de heer – dat men niet meer zegt: “Zowaar de heer leeft die de Israëlieten uit Egypte heeft geleid”,
[8] maar: “Zowaar de heer leeft die de nakomelingen van Israël heeft teruggebracht uit het noorden, uit alle landen waarheen Hij hen had verdreven. Op hun eigen grond zullen zij weer wonen.” ’
http://www.bijbel.net/wb/?p=page&i=55315,55357
Van 13 tot 17 vind ik wel bij Den Haag kloppen.
[13] Wee degene die een paleis bouwt
op een onrechtvaardige wijze
en het bewoont in onrecht;
die zijn naaste laat werken voor niets
en hem zijn loon niet betaalt;
[14] die zegt: “Ik ga een geweldig huis bouwen
met ruime bovenvertrekken,
van vensters voorzien, met cederhout bekleed, met menie geverfd.”
[15] Bent u soms koning,
alleen omdat u meer cederhout hebt dan een ander?
Uw vader kwam in niets tekort,
hij bleef daarbij rechtvaardig en eerlijk.
En toen ging het hem goed.
[16] Hij kwam op voor armen en behoeftigen.
Dat noem Ik: Mij kennen
– godsspraak van de heer.
[17] Maar u bent alleen uit op eigen voordeel,
op onschuldig bloedvergieten,
op onderdrukking en afpersing.
En in de bijbel staat inderdaad ook... wie niet werken wil, die zal niet eten.
MAAR
VVD & PVDA komen niet op voor de armen en de behoeftigen.
VVD & PVDA maken geen einde aan de werkloosheid maar creeeren er juist!
VVD & PVDA buiten de armen uit om de rijken rijk te houden.
Er is een verschil tussen niet willen werken en niet kunnen werken.
VVD & PVDA straffen mensen af die
- bejaard zijn
- chronisch ziek zijn
- gehandicapt zijn
- een beperking hebben
Maar ook de werklozen die er elke dag bij komen door het beleid van VVD & PVDA.
22] De wind voert uw leiders mee;
uw minnaars gaan in ballingschap.
Dan komt schaamte en schande over u, vanwege al uw misdaden.
Schamen mag het kabinet wel want HUN misdaden gaan verder dan de woorden : Wie niet werken wil, die zal niet eten.
2 Van de 20 Geboden...
Gij zult niet stelen
Gij zult niet doden
maar de bejaarden, chronisch zieken, gehandicapten, mensen met een beperking & werklozen zijn wel slachtoffer geworden ondanks die Geboden!!!
Wie met de bijbel een statement wil maken zal eerst de inhoud moeten kennen en zich ervan bewust worden welke stukken op hem zelf slaan...
Ik vind die openbaringen best wel mooi. :)
Bijvoorbeeld deze...
Jezus was getrouwd met Maria Magdalena enne kinderen hadden ze ook nog. Twee zonen en een dochter.
tamar of damaris
jezusII justus
josephes ha rama theo
Of deze...
Vooral de Openbaring over gerechtigheid....
Openbaring 19: 11 - 21
Overwinning op het beest en zijn profeet.
[11] Toen* zag ik de hemel open, en daar was een wit paard; zijn berijder heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog op rechtvaardige wijze.
[12] Zijn ogen vlammen als vuur; op zijn hoofd draagt Hij vele diademen met daarin een naam* gegrift die niemand kent behalve Hij.
[13] Hij is gehuld in een mantel, gedoopt in bloed. Zijn naam luidt: Het Woord* van God.
[14] Op witte paarden volgde het hemelse leger Hem, gekleed in smetteloos wit linnen.
[15] Uit zijn mond komt een scherp zwaard*, waarmee Hij de volken zal neerslaan. Hij zal ze weiden met een ijzeren staf. Hijzelf treedt de perskuip* van de wijn van de grimmige toorn van God, de Albeheerser.
[16] Op zijn mantel en op zijn dij staat een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.
[17] Daarna* zag ik een engel die op de zon stond. Met luide stem riep hij tot alle vogels die hoog in de lucht rondvlogen: ‘Kom, verzamel u aan de grote maaltijd van God,
[18] om het vlees te eten van koningen en legeraanvoerders, het vlees van helden, het vlees van paarden en ruiters, het vlees van allen, vrij en slaaf, klein en groot.’
[19] Toen zag ik het beest en de koningen van de aarde met hun legers, die zich hadden verzameld om oorlog te voeren tegen hem die op het paard zat, en tegen zijn legermacht.
[20] Maar het beest werd gegrepen, en samen met hem de valse profeet die* voor hem de tekenen had verricht, waardoor hij de mensen misleidde die het teken van het beest aannamen, en die zijn beeld aanbaden. Levend werden ze allebei in de vuurpoel geworpen die gloeit van zwavel.
[21] De overigen werden gedood door het zwaard dat uit de mond kwam van Hem die op het paard zat, en alle vogels vraten zich vol aan hun vlees.
http://www.bijbel.net/wb/?p=page&i=71884,71904
Doet me denken aan dit bericht...
Voormalig officier van justitie en prominente VVD’er Matthieu van S. heeft zich afgelopen jaren voor bijna een kwart miljoen euro laten betalen via vennootschappen, gevestigd op Curaçao en het Caribische eiland Anguila. De betalingen hield Van S. verborgen voor de Belastingdienst.
http://www.nujij.nl/politiek/fraudejager-sluist-tonnen-weg.26993618.lynkx
Gij zult niet stelen!
VVD blijft vereniging van dieven he.
Maak jouw eigen website met JouwWeb